www.jufjanneke.nl

0
GD Star Rating
loading...

Thuiswerken: Onderwijs op afstand

Janneke 5 januari 2021

Daar gaan we weer. Thuisonderwijs geven aan jonge kinderen! Het is een vak apart.

Op deze pagina wil ik zinvolle activiteiten plaatsen om te doen met de kinderen als je met een groepje bent ingelogd. De activiteiten zijn geschikt voor groep 1-2-3 en zullen regelmatig worden aangevuld. Laten we er een goede en zinvolle tijd van maken!

Tip voor ouders om te werken aan alle rekendoelen bij de kinderen van groep 1 en 2.

Kwizzi, een vragenspel voor kleuters

Kwizzi is een educatief spel waarmee kleuters de einddoelen van rekenen behalen. Het spel bestaat uit 200 uitdagende quizvragen binnen de categorieën meetkunde, meten en getallen en omvat alle onderwerpen die kleuters moeten kunnen, kennen en weten op het gebied van rekenen en getalbegrip.

Kijk voor een review hier: review Kwizzi

Tips bij het werken op afstand met jonge kinderen:

  1. Start met kleine groepjes zodat je iedereen aandacht kunt geven
  2. Maak gebruik van wisbordjes om snel en makkelijk iets op te kunnen schrijven of te tekenen. Wij hebben deze van tevoren mee naar huis laten nemen.
  3. Je kunt beter elke dag een kort moment plannen dan een keer een lange. Kinderen raken door die korte momenten gewend aan het luisteren naar jou als leerkracht in deze situatie
  4. Wissel beweging en luisteren af
  5. Doe de activiteiten niet te lang. Een half uur met daarin iets met beweging is meer dan genoeg
  6. Bij de eerste sessies vind ik het oké dat de ouders er naast zitten maar na een paar keer ga ik wel vragen of zij hun eigen ding gaan doen want ik merk dat kinderen er enorm onzeker van worden dat zowel ouders als juf zich met hun opdrachtje gaan bemoeien
  7. Maak een weekplanning voor de kinderen met activiteiten en filmpjes zodat ze naast een gezamenlijke activiteit, zelfstandig aan de slag kunnen en ouders ook een idee krijgen hoe het kan
  8. Wij gebruiken een weekplanning voor groep 1-2-3. Op die manier kunnen kinderen ook iets makkelijks kiezen of juist wat moeilijker.
  9. Vergeet de jarige kinderen niet. Ik maak een filmpje van mijzelf waarin ik met een feesthoed en een toeter het kind persoonlijk feliciteer en vertel dat we het later in de klas gaan vieren. Heb je het kind online? Dan kun je natuurlijk allemaal even voor de jarige zingen!
  10. Laat kinderen niet alleen werkboekjes en werkbladen maken maar probeer activiteiten te zoeken waarbij beweging en spel de hoofdzaak zijn. Kijk voor tips onderaan deze pagina.
  11. Zorg voor jezelf voor voldoende beweging tussendoor. Ik ga van 10.000 stappen op een dag naar 1000…..geen goede zaak. Je merkt al snel hoe je de spieren gaat voelen, gewoon door te weinig beweging. Ga tussen de middag even een wandeling maken, maak een rondje op de fiets, even los van het lesgeven. Zorg goed voor jezelf!

Verjaardag van de kinderen vieren

Natuurlijk zijn er in deze periode ook kinderen jarig. Hoe leuk is het als deze jarigen weten dat er aan hen gedacht wordt!
Ik besteed er op de volgende manier aandacht aan:

  • Van tevoren maak ik een filmpje waarin ik de jarige feliciteer. Ik heb dan een hoedje op, een roltong, slingers of iets dergelijks, alles wat maar feestelijk is. Je kunt ook kaarsjes aansteken.
  • Op het online moment gaan we voor de jarige zingen en vraag ik wat de jarige heeft gekregen. 
  • Als je een dag van tevoren de kinderen vertelt dat er een jarige is, kun je ze vragen om ook iets feestelijks te laten zien: slinger, ballon, roltong, etc
  • Vraag de kinderen om zich te verkleden voor de jarige
  • Zet kaarsjes neer en vraag de kinderen te helpen om de kaarsjes uit te blazen: Pffffffff, lukt dat? Blaas zo samen de kaarsjes voor de jarige uit.

Activiteiten voor kleuters via Teams, Zoom, Google Meet etc.

Buiten, spel en constructie;

Deze activiteiten kun je aan de kinderen een dag van tevoren vragen en daarop terugkomen tijdens het online moment of juist andersom: eerst uitleggen, dan doen en er een volgende keer op terugkomen.

  • Verzamel met de eierdoos; Pak een eierdoos van 10/12 eieren. Ga naar buiten en verzamel 10/12 voorwerpen die in de kleine vakjes van de eieren passen. Neem de doos mee en vertel online wat je allemaal hebt gevonden.
  • Bouw een hut; Leg de kinderen uit dat ze die middag een hut gaan bouwen. Maak een keuze uit binnen of buiten naar gelang de temperatuur dat toelaat. Bespreek online hoe een hut er uit ziet. Hoe kun je een dak maken? Hoe zorg je dat het dak blijft hangen? Wat leg je op de grond? Hoe maak je de wanden? Laat de kinderen zelf meedenken. Daarna maken ze hun hut. Vraag of er foto’s gemaakt kunnen worden en laat deze de volgende dag zien aan de kinderen. Welke hut was stevig? Was het gezellig in de hut? Wat kun je allemaal doen in een hut?
  • Verrekijker; Laat de kinderen van twee toiletrolletjes een verrekijker maken. Neem deze mee naar buiten. Kijk goed rond. Wat heb je allemaal gezien door je verrekijker? Vertel dat aan de groep.
    Wat was het leukste dat je zag? Wat had het meeste kleur? Wat was het viest? Wat vond je niet leuk?
  • Bah wat vies; Laat online een vuilniszak zien en vraag de kinderen wat het is en waarvoor het dient. Laat ook een paar tuinhandschoenen zien en eventueel een grijptang. Vraag kinderen waar het voor dient en hoe je het gebruikt. Laat ze die middag buiten deze attributen meenemen en op zoek gaan naar zwerfafval. De volgende dag kunnen ze vertellen wat ze hebben gevonden. Wat lag het meest buiten? Wat was het gekst dat je zag? Gooi het afval in de container. 
  • Hoe hoog kom jij? Vraag de kinderen papier in stroken te knippen van ongeveer 4 cm breed. Bv vijf stroken uit een a4. Deze moeten ze dubbel vouwen. Nu heb je een steviger strook. Plak deze in elkaar en probeer daar een toren van te maken. Hoe hoog kan jouw toren worden? Leg het online uit, doe het daar voor en laat dan de kinderen aan de slag gaan. Foto’s van de torens kunnen ze de volgende dag laten zien
  • Verkleedfeest; Vraag de kinderen een dag van tevoren om iets op te zoeken waarmee ze zich kunnen verkleden. Het moeten zes kledingstukken of dingen zijn. Zorg voor een dobbelsteen. Gooi de dobbelsteen. Bij één, doe ze iets op hun hoofd, bij twee iets aan de benen, bij drie om de armen, bij vier om hun lijf, bij vijf om de voeten en bij zes om de nek. Soms zullen er dubbele dingen opgezet moeten worden maar plezier is verzekerd.
  • Dummie de Mummie; Hiervoor is een rol toiletpapier nodig. Voor de online sessie moeten de ouders, broers of zussen het kind helemaal in de toiletrol pakken. Tijdens het inloggen gaan we raden wie het is. De kinderen mogen vragen stellen aan de mummie. Jongste kinderen zullen waarschijnlijk de namen niet zien die er online bijstaan 😉
  • Spelen met poppen; Vraag de kinderen om van tevoren twee poppen of knuffels klaar te leggen. Zorg ook zelf voor een pop. Laat de kinderen met hun pop praten naar de anderen of naar jou toe. Doe eerst een gezellig gesprekje en gebruik daar stemmetjes bij. Gaat dat goed? Laat dan de kinderen het tegengestelde doen van wat jij doet. Ik praat zacht-jullie praten hard, ik ga omhoog- jullie gaan……., ik ben groot-jullie zijn ………,Ik praat snel-jullie praten…………., Ik heb het warm – jullie hebben het …………….., Ik vind het lekker – jullie vinden het …………….., Het is buiten niet donker maar ————–, Ik ben oud, jullie zijn …………., Ik ben nat, jullie zijn ……………., Jullie doen het goed – ik doe het ………………, Het is nog vroeg – straks is het ………..
  • Knuffels stapelen; Zorg van tevoren dat de kinderen een flink aantal van hun knuffels hebben verzameld. Hebben ze geen knuffels dan mogen ze ook kussens gebruiken. Pak eerst een van de knuffels en leg die neer, pak een volgende en leg die voorzichtig op de vorige knuffel, ga zo verder en probeer een zo hoog mogelijke toren te stapelen. Wie van jullie kan de hoogste toren maken?
  • Takken verzamelen; Ga naar buiten en verzamel een flink aantal takken. Hier kun je leuke rekenspelletjes mee doen: leg ze van lang naar kort, van dik naar dun, laat de dikste tak zien die je hebt, laat de langste tak zien, wie zal de langste hebben? Wie de dikste? Wie heeft de dunste tak? Wie heeft de kortste tak? Vergelijk voor het scherm met elkaar. Geef daarna de opdracht om er een leuk takkenmannetje van te maken en laat die de volgende dag weer zien voor het scherm. Kijk voor een afbeelding hier: Takkenmannetjes
  • Kijk in de spiegel; Spreek met de kinderen af dat zij in de spiegel kijken en jou dus nadoen. Trek gekke gezichten voor de camera: steek je tong uit, hou je oren vast met de handen gekruist, doe twee handen voor je neus en trek een lange neus, Hou je handen onder je kin alsof jij je hoofd vast houdt, maak haren van je vingers, doe je mond wijd open, laat je tanden zien, etc. Jij doet het voor de kinderen doen je na. Laat ook de kinderen zelf een beweging bedenken die iedereen na doet.

Rekenen:

  • Ren je rot en zoek evenveel; Download getallenkaartjes. Een leuk spel met lekker veel beweging. Download de kaartjes en hou deze bij de hand als je met een groepje aan de gang gaat. Vertel de kinderen het volgende. Ze moeten luisteren naar het voorwerp en kijken naar het cijfer. Je noemt het voorwerp b.v. bekers en laat het getal 5 zien. De kinderen rennen weg en zoeken ieder in hun eigen huis naar 5 bekers. Dat kun je doen met pennen, stiften, onderbroeken, vorken, lepels, poppen, legosteentjes, etc.
  • Luister en zoek; Kinderen zijn graag in beweging. Ik heb een rij opdrachten gemaakt die je kunt geven aan de kinderen. Zij gaan dan in huis op zoek naar dat voorwerp en laten het voor de camera zien. Opdrachten luister en zoek
  • Buurgetallen; Gebruik dezelfde getallenkaartjes als hierboven en flits met de vingers door steeds één meer en één minder terug te flitsen
  • Schoenenspel; Download schoenenopdrachten. Lees elke keer de opdrachten voor aan de kleuters zodat ze deze zelf in de buurt kunnen doen
  • Flitsen met de vingers; Gebruik de getallenkaartjes t/m 10 om deze omhoog te houden en de kinderen dan te vragen om met hun vingers te laten zien hoeveel het is.
  • Hoger en lager; Hou een getal in je hoofd. Eerst tussen de 1-10 en als dat goed gaat tussen de 1-20. Zet dit getal op een papiertje. Laat de kinderen raden. Is het getal hoger dan dat ze noemen dan gaan ze staan, is het lager dan het getal dat ze noemen dan gaan ze zitten. Wie raadt het getal?
  • Je hebt één minuut; Pak een zandloper of een stopwatch en geef deze opdracht: Verzamel in een minuut: alles wat groen is, alles wat rond is, alles waar je iets in kunt doen, alles wat gestipt is, alle knuffels, alles waar jij jezelf mee wast, alles wat je aan kunt trekken en doe dat, alle schoenen, alles wat je kunt lezen, etc. Zo leren kinderen hoe lang een minuut duurt.
  • Gooi maar raak; Pak twee a4 papieren en maak hier tien propjes van. Vraag een doos of prullenmand neer te zetten net zo ver van je af als je zelf lang bent. Gooi nu vanaf het beginpunt om de beurt de propjes. Hoeveel heb je raak gegooid? Wie van de groep heeft de meeste punten? Wie de minste?
  •  Heb je het rekenschort al? Klik op de afbeelding van het schort waar je deze kan bestellen.
    – Hier kun je allemaal leuke activiteiten mee doen. Verstop hier getalkaartjes in, vraag de kinderen in welke zak zij een kaartje willen halen. Zij benoemen de kleur en de vorm en jij haalt het kaartje er uit. Wat staat er op? Wat zijn de buurgetallen? Doe er 1 of 2 bij…..etc.
    – Doe in elke zak een aantal voorwerpen. De kinderen benoemen de zak en de leerkracht haalt de hoeveelheid voorwerpen uit die zak. Hoeveel zit er in? Is dat meer of minder dan de vorige had? Hoeveel meer en hoeveel minder?

Taal:

  • Welke letter hoor je? Noem een letter en laat het groepje in huis op zoek gaan naar een voorwerp dat begint met die letter
  • Het geluidenspel; Maak een paar geluiden en laat de kinderen tekenen of wat oudere kinderen schrijven wat ze horen. Denk aan deze geluiden: klappen, stampen, fluiten, iets inschenken, papier scheuren, stapeltje blokjes laten vallen, hap van een appel nemen, knippen, tikken van een klok, kraan laten lopen, etc
  • Goed of fout; Vraag de kinderen een muts/pet klaar te leggen om op/af te doen, maar duim omhoog/omlaag of een rood/groen blaadje, goed is staan, zitten is fout is een optie met lekker veel beweging. Voor dit spel geef je zinnen door aan de kinderen en zij laten zien of het goed is of dat de zin fout is. Het leuke is om zinnen te bedenken waar meerdere antwoorden goed zijn en daar de kinderen over te laten discussiëren. Hier een download met allemaal vragen om te stellen.
  • Wat is het woord? Leg van tevoren flink wat voorwerpen klaar. Omschrijf hoe het voorwerp er uit ziet. Kinderen mogen eventueel vragen stellen waarop je alleen met ja of nee antwoord geeft. Kunnen ze raden wat het is? Laat dan het voorwerp zien. Draai het voor een volgende keer om. Vraag dan de kinderen om een voorwerp te zoeken en mee te nemen. Ieder kind mag het voorwerp omschrijven en de leerkracht of de andere leerlingen raden wat het is.
  • Rijmen; Vraag de kinderen een paar voorwerpen op te zoeken die samen rijmen. Bijvoorbeeld: doek-koek, pop-drop, kam-ham, etc. Laat ze zelf benoemen wat de voorwerpen zijn en benoem dit met de groep. Uiteindelijk ga je het hele rijtje af
  • Verhaal lezen; Zoek een voorleesboek uit met korte verhaaltjes. Noem de titel van het verhaal en laat de kinderen eerst raden waar het verhaal over gaat. Lees daarna het verhaal gezellig voor! Klopt het wat je had voorspeld?

Activiteiten voor groep 3 via Teams, Zoom, Google Meet etc

Buiten, spel en constructie;

Deze activiteiten kun je aan de kinderen een dag van tevoren vragen en daarop terugkomen tijdens het online moment of juist andersom: eerst uitleggen, dan doen en er een volgende keer op terugkomen.

  • Verzamel met de eierdoos; Pak een eierdoos van 10/12 eieren. Ga naar buiten en verzamel 10/12 voorwerpen die in de kleine vakjes van de eieren passen. Neem de doos mee en vertel online wat je allemaal hebt gevonden. Omschrijf de voorwerpen zonder meteen te verklappen wat het is.
  • Bouw een hut; Leg de kinderen uit dat ze die middag een hut gaan bouwen. Maak een keuze uit binnen of buiten naar gelang de temperatuur dat toelaat. Bespreek online hoe een hut er uit ziet. Hoe kun je een dak maken? Hoe zorg je dat het dak blijft hangen? Wat leg je op de grond? Hoe maak je de wanden? Laat de kinderen zelf meedenken. Daarna maken ze hun hut. Vraag of er foto’s gemaakt kunnen worden en laat deze de volgende dag zien aan de kinderen. Welke hut was stevig? Was het gezellig in de hut? Wat kun je allemaal doen in een hut?
  • Verrekijker; Laat de kinderen van twee toiletrolletjes een verrekijker maken. Neem deze mee naar buiten. Kijk goed rond. Wat heb je allemaal gezien door je verrekijker? Vertel dat aan de groep.
    Wat was het leukste dat je zag? Wat had het meeste kleur? Wat was het viest? Wat vond je niet leuk?
  • Bah wat vies; Laat online een vuilniszak zien en vraag de kinderen wat het is en waarvoor het dient. Laat ook een paar tuinhandschoenen zien en eventueel een grijptang. Vraag kinderen waar het voor dient en hoe je het gebruikt. Laat ze die middag buiten deze attributen meenemen en op zoek gaan naar zwerfafval. De volgende dag kunnen ze vertellen wat ze hebben gevonden. Wat lag het meest buiten? Wat was het gekst dat je zag? Gooi het afval in de container. 
  • Hoe hoog kom jij? Vraag de kinderen papier in stroken te knippen van ongeveer 4 cm breed. Bv vijf stroken uit een a4. Deze moeten ze dubbel vouwen. Nu heb je een steviger strook. Plak deze in elkaar en probeer daar een toren van te maken. Hoe hoog kan jouw toren worden? Leg het online uit, doe het daar voor en laat dan de kinderen aan de slag gaan. Foto’s van de torens kunnen ze de volgende dag laten zien
  • Verkleedfeest; Vraag de kinderen een dag van tevoren om iets op te zoeken waarmee ze zich kunnen verkleden. Het moeten zes kledingstukken of dingen zijn. Zorg voor een dobbelsteen. Gooi de dobbelsteen. Bij één, doen ze iets op hun hoofd, bij twee iets om de benen, bij drie om de armen, bij vier om hun lijf, bij vijf om de voeten en bij zes om de nek. Soms zullen er dubbele dingen opgezet moeten worden maar plezier is verzekerd.
  • Hoe kom je er? Vraag de kinderen van tevoren om twee kranten, doekjes of a4 papieren klaar te leggen. Zeg tegen de kinderen dat ze op een krant, papier of doekje moeten gaan staan. De bedoeling is dat ze naar het raam toe lopen maar ze mogen niet van het papier/doekje af. Hoe gaan ze dat doen? Wie weet de oplossing? Door steeds op de volgende te gaan staan en de eerste weer te pakken kun je vooruit komen. Wie lukt dat?
  • Spelen met poppen; Vraag de kinderen om van tevoren twee poppen of knuffels klaar te leggen. Zorg ook zelf voor een pop. Laat de kinderen met hun pop praten naar de anderen of naar jou toe. Doe eerst een gezellig gesprekje en gebruik daar stemmetjes bij. Gaat dat goed? Laat dan de kinderen het tegengestelde doen van wat jij doet. Ik praat zacht-jullie praten hard, ik ga omhoog- jullie gaan……., ik ben groot-jullie zijn ………,Ik praat snel-jullie praten…………., Ik heb het warm – jullie hebben het …………….., Ik vind het lekker – jullie vinden het …………….., Het is buiten niet donker maar ————–, Ik ben oud, jullie zijn …………., Ik ben nat, jullie zijn ……………., Jullie doen het goed – ik doe het ………………, Het is nog vroeg – straks is het ………..

Taal:

  • Ren je rot en zoek, tik het voorwerp; Download woordenkaarten. Dit spel speel je als volgt. Laat de woorden zien. Zodra de kinderen het gelezen hebben gaan ze op zoek naar het voorwerp, laten het zien, tikken het aan of zoeken iets met die kleur.
  • Zoek een voorwerp met deze tweetekenklank of lange klinker; Download kaarten met lange klinkers en tweetekenklanken. Laat voor het scherm een tweetekenklank of lange klinker zien en geef de volgende opdracht. Als je de letter hebt gelezen, ga je op zoek naar een voorwerp waar deze letter in zit. Heb je deze gevonden dan laat je deze zien voor het scherm.
  • Goed of fout; Is het woord goed of fout? Noem verschillende woorden en spel deze. Maak hier en daar een fout zodat de kinderen goed moeten luisteren. Welke letter ben ik vergeten?
  • Dictee; Noem woordjes en laat de kinderen deze woorden opschrijven op een wisbordje. Bij 1-2-3 laten ze het woordje zien en kun je kijken of het goed geschreven is.
  • Woordenketting; We maken een woordenketting. Bedenk vooraf welke woorden je gaat verzamelen: het huis, dieren, etc. Start als leerkracht met b.v. poes – een van de kinderen bedenkt daarna een woord als slak, de volgende: kater, dan weer de volgende rups, etc.
  • Lees de opdrachten en doe wat er staat; Download de opdrachten
  • Wat is het woord? Leg van tevoren flink wat voorwerpen klaar. Omschrijf hoe het voorwerp er uit ziet. Kinderen mogen eventueel vragen stellen waarop je alleen met ja of nee antwoord geeft. Kunnen ze raden wat het is? Laat dan het voorwerp zien. Draai het voor een volgende keer om. Vraag dan de kinderen om een voorwerp te zoeken en mee te nemen. Ieder kind mag het voorwerp omschrijven en de leerkracht of de andere leerlingen raden wat het is.
  • Maak een verhaal; De kinderen mogen zelf een verhaal schrijven van tevoren. Tijdens het online moment mogen ze om de beurt hun eigen verhaal voorlezen.

Rekenen:

  • Verhaaltjessommen maken; Bedenk verhaaltjessommen en lees deze voor. De kinderen maken er een som bij op een wisbordje en laten deze bij 1-2-3 zien. Voorbeelden: Tom gaat bouwen en pakt vijf blokken, daarna zet hij er nog twee bij. Wat is de som en wat is het antwoord? In mijn appelboom hangen negen appels, ik pluk er vier uit, hoeveel appels hangen nu nog in de appelboom? Schrijf de som op.
  • Verliefde harten oefenen; Oefen de verliefde harten door een getal te laten zien. Op wie is deze verliefd? Schrijf het op.
  • Maak sommen met…..; Gebruik een hand- of vingerpopje. Laat deze een getal noemen. Maak in een minuut zoveel mogelijk sommen waar dit getal het antwoord is.
  • Speel de som; Geef van tevoren de volgende opdracht. Je gaat een som uitspelen en de anderen gaan raden welke som het is. Doe zelf eerst een paar voorbeelden. Pak wat kopjes en vertel het volgende. Ik heb hier zeven kopjes staan. Water drinken is gezond en ik wil elke dag zeven kopjes water leeg drinken. Vandaag heb ik er al vier gehad, hoeveel kopjes met water zijn er nog? Pak drie koekjes en leg deze neer. Pak dan uit de trommel nog eens drie koekjes. Hoeveel koekjes heb ik nu samen? De kinderen kunnen de som die er bij hoort opschrijven. De volgende dag bedenken de kinderen zelf een som en laten deze zien.
  • Knikkeren; Vraag de kinderen van tevoren om een doos te pakken en daar drie poortjes in te knippen. Boven de linker zetten ze een 1, boven de middelste een 2 en de rechterpoort krijgt een 3. Pak vier knikkers of balletjes. Probeer deze om de beurt in de doos te gooien. Noem steeds waar de knikkers in gaan. De andere kinderen gaan raden hoeveel punten het kind heeft. Daarna mag de volgende en raadt de rest

Andere pagina’s over thuisonderwijs met activiteiten voor een weektaak

GD Star Rating
loading...

Thuiswerken: Onderwijs op afstand, 4.2 out of 5 based on 10 ratings

Login to your account

Can't remember your Password ?

Register for this site!