www.jufjanneke.nl


Dagonderdelen

Er gebeurt heel wat op een dag en in een week in een kleutergroep. Om duidelijk te maken wat precies heb ik een dag/week op een rijtje gezet en daarbij uitleg gegeven. Daardoor heb je een beetje zicht op wat er gebeurt en waarom.

Dagplanning

Hoe ziet mijn dagplanning eruit? 

08.20 – 08.45     Lezen in de kring/taalkastje/kringgesprek

08.45 – 09.00     Godsdienst; Ik vertel een verhaal, we zingen liedjes of we hebben een gesprek over het verhaal dat geweest is

09.00 – 09.30     Kringactiviteiten/Rekenen/Taal

09.30 – 10.15     Spel en beweging; Dit kan buiten spelen zijn, een spelles, een cluster dat is uitgezet volgens de methode bewegingsonderwijs of een andere bewegingsactiviteit

10.15 – 10.30     Eten en drinken

10.30 – 10.45     Activiteit rondom het thema        

10.45 – 11.45     Speel/werktijd; keuze van het planbord en verplichte opdrachten

11.45 – 12.00     Evaluatiekring; hier vertellen de kinderen wat ze gedaan hebben en wat ze hebben geleerd. Ook mogen ze een voorstelling geven of iets laten zien.

12.00                Naar huis of overblijven

13.15 – 13.45     Kringactiviteiten; muziek, taal, rekenen/wiskunde, Engels 

13.45 – 14.45     Speel/werktijd;keuze van het planbord en verplichte opdrachten

14.45 – 15.15     Kringactiviteit en afsluiting van de dag

Over het algemeen bevalt deze indeling erg goed. De tijd van spel en beweging varieert per twee maanden. Dat komt omdat het plein te klein is om met meerdere groepen te spelen en het gymlokaal moet met twee andere groepen worden gedeeld. Na twee maanden schuiven alle groepen daarom een half uur op. Daardoor krijgt iedereen in het jaar te maken met de fijne tijden en de minder gelukkige tijden om te gymmen en buiten te spelen.

Kring

De kring speelt een belangrijke rol bij kleuters. Het is een plek om samen te komen en daar dingen te doen. 

DSC_7168

Als kinderen op school komen, staan de stoelen in de kring klaar. Ze staan met de rug naar het midden. Op de rugleuning staan de naam van het kind. Komt een kind binnen, dan zoekt deze de stoel en draait de stoel om en gaat er op zitten. Zo weet ik wie er nog moet komen en doordat de namen aan de achterkant zitten, pulken de kinderen ze er minder snel af en blijven de kleren er minder snel aan plakken. Het bevalt mij erg goed. Ik heb ook een jaar zonder naamkaartjes op de stoel gewerkt maar daar ben ik van terug gekomen. Kinderen hadden toch het gevoel dat het ene streepje op een stoel aangaf dat het hun stoel was, en dat kon ik niet allemaal onthouden. Bovendien kun je nu zelf organiseren wie wel of juist niet naast iemand zit. Het geeft veel meer rust in de groep.

DSC_5606

 Klassendienst

Naast mij zitten twee kinderen: de klassendienst. Er hangt een bord waarop telkens twee namen naast elkaar staan aan de muur en elke dag gaat de wasknijper aan weerskanten een naam naar beneden. Zo kunnen kinderen zelf al zien of ze aan de beurt zijn. Er zijn kinderen die al uitrekenen wanneer zij aan de beurt zijn. De klassendienst doet de hele dag verschillende klusjes en mag verschillende zaken als eerste doen.

Taken in de klas

DSC_5609 DSC_3734

We werken op school met de methode: de Vreedzame School. Hierin kwam o.a. naar voren dat we allemaal verantwoordelijk zijn voor de sfeer maar ook de netheid in de klas. Daarom hebben we in alle klassen een lijst met taken en die worden elke week verdeeld. De kinderen vinden het geweldig en voelen zich erg verantwoordelijk. Ik heb alle kinderen op de foto gezet en deze foto’s in een lijstje opgehangen (te koop bij Blokker). Daarna hebben we gepraat over alle taken die er zijn in de klas. Deze taken heb ik ook op de foto gezet: vegen, tafel schoonmaken, kaartjes van het planbord halen, jassen helpen aantrekken, licht aan/uit doen, zorgen dat de jassen niet op de grond liggen, kwastjes schoonmaken, kasten opruimen, puzzelkast netjes maken, dagboek ophalen, etc. Deze foto’s heb ik klein afgedrukt en gelamineerd. Deze kaartjes gaan elke week op maandag bij een ander kind in het hoesje.

Boekenkring

DSC_5654

Elke morgen starten we met een boekenkring. De kinderen komen de klas binnen en mogen kiezen uit drie leesbakken waarin allerlei boeken zitten, stripboeken, boeken over een onderwerp etc. Belangrijk is dat je deze boekenbakken regelmatig afwisselt. Nadat ze een boekje gekozen hebben, mogen ze deze alleen of in tweetallen bekijken.
In het begin moeten kinderen hier wel aan wennen maar na een paar weken, gaat dit fantastisch! Ik hanteer de volgende regels:

  • Niet spelen met de boeken
  • Boeken niet dubbelklappen
  • Voorzichtig omslaan
  • De boeken weer netjes in de bak zetten: grote boeken achter, kleine boeken voor
  • Als kinderen dat willen, leest de leerkracht in een klein groepje voor

DSC_8309 DSC_8628

Na het leesmoment, ruimt de klassendienst de boeken weer netjes op. De ene dag haal ik een boek uit de bak en ga dat boek voorlezen. Op die manier worden andere kinderen ook enthousiast om dat boek eens te lezen/bekijken. Een andere keer mogen de kinderen zelf voorlezen uit een boek. Het ene kind zal alleen de plaatjes laten zien maar er zijn ook kinderen die echt gaan voorlezen. Ik hou in een schriftje de namen bij en daarachter zet ik dan hoe er voorgelezen wordt. Aan het eind van het schooljaar zie je dan hoe de kinderen zich ontwikkelen in het voorlezen.

Volgend jaar maak ik ook kleine kringen waar kinderen mogen voorlezen aan de anderen in de kleine kring. Nu zijn er in de klas soms zoveel voorleesliefhebbers dat het te lang gaat duren.

Ook gaan we wel eens oefeningen doen met het taalkastje of gaan we aan de slag met het boek van de week.

Kring

Behalve de boekenkring en de leeskring doen we nog meer.

Op maandag start ik met een kringgesprek. Dit doe ik in een aantal kleine kringetjes. Ik verdeel de groep in kringen van ongeveer zeven kinderen en wijs een gespreksleider aan. De gespreksleider zegt wie mag beginnen met vertellen en zorgt dat iedereen meedoet met het gesprek. Dit gaat geweldig! Ik sluit ondertussen bij elke kring even aan en luister mee. Als iedereen klaar is, geeft de gespreksleider de opdracht om heel zacht weer terug te gaan in de grote kring. Daar mag de gespreksleider vertellen welk verhaal het meest opvallend was en waarom.

DSC_9457 DSC_8567

Kleine vertelkring: Van dinsdag tot en met vrijdag mogen de kinderen vaak zelf kiezen of ze in de kring gaan. Ik geef dan tijdens de inloop de opdracht dat ze mogen opruimen als ze in de kleine kring willen. Even later zitten er een aantal in de kring. Voor dat ik me met hen bezighoud, draai ik de cirkel om waarop staat: juf niet storen. Ik vraag de andere kinderen door te gaan met hun bezigheden maar daarbij te fluisteren. Als er voldoende rust is, beginnen we met de kleine kring. We tellen tot 10 en wie tien heeft, mag een kleine eend uit het nest kiezen. Deze eend mag willekeurig doorgegeven worden.

De ene keer zitten er twee kinderen en een andere keer zijn het er vijftien. In de kleine kring houden we meer omgangsvormen aan dan bij een grote kring. Ze moeten elkaar aankijken als iemand vertelt, ze moeten luisteren en er mag gereageerd worden maar dan moet het wel op het verhaal slaan. De overige kinderen spelen over het algemeen rustig verder. Heel soms moet ik waarschuwen en de algemene maatregel is: drie keer waarschuwen en je moet even aan een tafel zitten. Als iedereen in de kleine kring klaar is met vertellen, komen de anderen erbij en gaan we verder met een aantal kringactiviteiten waar iedereen bij aanwezig moet zijn.

Dag en datum

Nadat iedereen weer de plek in de grote kring heeft, gaan we kijken welke dag en datum het is.

DSC_5613 DSC_5537

We zingen een liedje: Luister goed, ik heb een vraag:”wat voor dag is het vandaag”. Daarna trek ik twee stokjes uit het beurtenbakje en die kinderen mogen dan zeggen welke dag of datum het is. Klopt het, dan mogen ze de pijl boven de goede dag hangen of de goede datum erbij.

Elke dag zingen we het liedje: Klik hier voor de melodie

Luister goed ik heb een vraag
wat voor dag is het vandaag?
Is het maandag, dinsdag of woensdag?
Is het donderdag ja of nee?
Is het vrijdag, zaterdag of zondag?
Wie heeft er een idee?

Beurtenbakje

DSC_8472

Wat gebruik ik dit veel: het beurtenbakje. Op die manier hou je kinderen betrokken omdat ze nooit weten wie de beurt krijgt. Meestal laten leerkrachten de vingers opsteken waardoor vaak dezelfde kinderen de beurt krijgen en anderen niet, terwijl ze het wel weten. Ik heb veel gemerkt dat de betrokkenheid veel groter is en dat kinderen het zelf ook eerlijker vinden. Bij mij steken ze geen vingers meer op maar vragen ze zelf om het beurtenbakje.

Gebruik hiervoor ijslollystokjes waarop de namen van de kinderen staan. Doe deze in een bekertje. Rammel er even flink mee en trek er dan een of meerdere stokjes uit.

Je kunt het ook gebruiken voor: 

  • Het ophalen van de jassen
  • Vormen van tweetallen
  • Laten kiezen van het planbord
  • Geven van beurten

Kringactiviteit

Voordat we uit de kring gaan, doen we nog een kringactiviteit die te maken heeft met het thema waaraan we werken. Dit kan het volgende zijn:

  • Opdracht uit het taalkastje
  • Boek over het thema
  • Uitleg over een hoek en spelsuggesties
  • Uitleg over materiaal dat we gaan gebruiken
  • Mindmap maken/woordveld
  • Spelletje dat bij het thema past

Het is in ieder geval een korte activiteit dat gericht is op het ophalen van de voorkennis van het thema. Ook kunnen dan afspraken die eerder gemaakt zijn, even herhaald worden.

Taalkast

In de taalkast zitten voorwerpen waaraan verschillende taaloefeningen zijn gekoppeld: Koos Klapper: tellen woorden in zinnen en woordstukjes, schatkistje: woorden bij het thema/letters, Ria Rijm: voor rijmoefeningen, Dhr. en mevr. Schrijver; zij kunnen niet praten maar wel schrijven. Elke week zit er een werkblad om te schrijven in de la. Kinderen mogen die pakken als ze dat willen. Henk Hak en Piet Plak: hakken en plakken van woorden, Pipa Papegaai; woorden en zinnen nazeggen, Letter-rups: begin en eindletters raden, verder: vingerpopjes voor het geven van een voorstelling in het theatertje erboven, grote lade waar het boek van de week uitkomt en waar bladen in liggen met auditieve oefeningen erop.
In de klas is het een groot succes! Telkens als een oefening gedaan is, worden de bijpassende poppetjes in een bakje erop gedaan. Dan weet een duo-partner ook welke oefeningen aan bod zijn geweest. Een week later worden de poppetjes opnieuw verdeeld.

Collega Marije Bouma en haar vriendin Siska maakten dit leuke taalboek:

 
Voorkant                      Achterkant

Om een map is een pluchen hoes gemaakt. Hierop zijn acht zakjes gestikt. In elk zakje zitten voorwerpen/poppen die voor een onderdeel staan:

  • Papagaai; Auditief geheugen; Deze papagaai praat alles na: zinnen van 4 – 7 woorden, zinnen van 7 – 10 woorden, reeksen woorden nazeggen, ontbrekende woord noemen, cijferreeksen nazeggen

  • Letter van de week en de letterrups; Auditieve discriminatie; De letterrups komt uit z’n appel als je een word zegt dat begint met de letter van de week

  • Karel Knip en Pieter Plak; Auditieve synthese; Letters samenvoegen tot een woord, karel kan alle letters afzonderlijk zeggen, wie Pieter vast heeft mag ze aan elkaar plakken

  • Haas en Schildpad; Auditieve discriminatie; Haas wil altijd de snelste zijn, de eerste en Schildpad altijd het laatste. Welk woord hoor je het eerst en het laatst in een reeks woorden of een zin. Welke letter hoor je het eerst of het laatst in een woord

  • Kabouter en muis; Auditieve discriminatie; Wat is het langste woord en wat is de kortste zin?

  • Heksje Cirkelfleksje; Auditieve discriminatie; Rijmen; Heksje Cirkelfleksje is erg verdrietig want ze kan haar toverspreuken niet onthouden. Kunnen de kinderen haar helpen? Bv Hokus pokus koren boren, doe je vingers in je…….

  • Tweeling; Auditief geheugen; Hetzelfde woord herkennen. De tweeling houdt van dingen die hetzelfde zijn, kunnen de kinderen dezelfde woorden herkennen?

  • Happer de klapper (krokodil) Auditieve analyse; Lettergrepen klappen, Happer de klapper kan niet praten en klapt alle woorden met z’n bek na.

In het boek zitten de auditieve oefeningen die gebruikt kunnen worden.

Speel/werktijd

Dan gaan we bezig met het thema. In mijn klas bestaat de speel/werktijd uit een combinatie van spelen en werken. Ik neem er ruim de tijd voor, minimaal een uur per dagdeel. In het midden van de klas staat een groep tafels waar ik met een aantal kinderen op uitnodiging een knutselactiviteit doe. Ik leg het aan de tafel uit waarna de kinderen aan de slag kunnen. Ondertussen staat de cirkel op rood dat betekent dat andere kinderen mij niet mogen storen.

Deze knutselactiviteiten kunnen het volgende zijn:

  • Een gebruiksvoorwerp om te maken wat bij het spel weer gebruikt kan worden
  • Een techniek om te oefenen en te ervaren
  • Materiaal om te ontdekken en wat mee te doen

DSC_5747

De andere kinderen zijn ondertussen aan het kiezen van het planbord. daarop staan allerlei opdrachten: hoeken die bij het thema passen, ontwikkelingsmateriaal, kaartje met pennen voor schrijfopdrachten, opdrachten achter de computer, bouwen, tekenen, etc. Van tevoren bedenk ik allerlei opdrachten rond de volgende activiteiten: spel, rekenen, taal, schrijven, constructie, motoriek. Zijn kinderen klaar met het spelen in een hoek of met een activiteit dan lopen ze naar het planbord en kiezen een andere activiteit. Dit hou ik niet bij. Door een rijke speelomgeving aan te bieden zorg je er voor dat kinderen vanzelf andere keuzes gaan maken. Zijn kinderen veel in dezelfde hoek dan ga ik er wel heen om te zien of er ontwikkeling in het spel zit. Is dat niet het geval dan kijk ik hoe het spel gestimuleerd kan worden mocht dat nodig zijn.

DSC_5588

Als ik klaar ben met de begeleiding van de knutselactiviteiten, loop ik een paar keer de klas rond en ga alle spelhoeken bij langs. Ik vind rollenspel erg belangrijk. Daar leren kinderen meer dan het maken van een knutselactiviteit! Tijdens het spel spelen ze de werkelijkheid na en gebruiken alles wat ze geleerd hebben om het in de praktijk te brengen. Door de interventies, kijk ik hoe de kinderen het oppakken en wat ik kan toevoegen aan het spel of waar ik bij moet sturen.

DSC_5748

Als ik zie hoe het spel loopt en hoe de kinderen bezig zijn met hun verplichte opdracht vraag ik een klein groepje kinderen aan een kleine tafel om wat extra te oefenen. Dit kunnen kinderen zijn die moeite hebben met knippen of plakken, die bezig zijn met levelwerk omdat ze extra uitdaging nodig hebben of omdat ze wat extra oefening nodig hebben bij een vaardigheid. Op een begeleidingszuil hou ik bij hoe de vorderingen zijn van de kinderen. Als ik met het kleine groepje bezig ben, mogen de anderen mij even niet storen en op de time timer kunnen ze dan zien hoelang het duurt.

DSC_5762

Ik heb zowel ’s morgens als ’s middags speel/werktijd. Doordat er duidelijke regels zijn, is er veel structuur en weten de kinderen waar ze aan toe zijn. Dat geeft rust in de groep.

De bak met alles wat af is en de bak met alles wat niet af is

DSC_3733

Hoe zelfstandiger de kinderen zijn, hoe meer oplossingen je moet bedenken om alles goed te regelen. Als iemand klaar is met een opdracht, een tekening of een werkboekje, waar laat je dat dan? Alles op het bureau is rommelig en niet praktisch. Daarom heb ik twee bakken in de klas. Eén voor alles wat klaar is. En één voor alles dat nog afgemaakt moet worden. Deze bakken staan vlak bij de deur waardoor we naar buiten gaan. De leerkracht haalt er in de loop van de dag van alles uit wat opgehangen wordt in de klas, wat in het projectboekje komt en wat mee naar huis moet.

Planbord

DSC_2768

 

Na jarenlang uitproberen wat het beste werkt, heb ik uiteindelijk dit planbord ontworpen. Er is op dit planbord ruimte voor 17 hoeken. Het hokje rechtsonder is er voor gemaakt als iemand bezig wil met een taak. Onder elk plaatje hangen kleine spijkertjes. Onder de bovenste rij hangen er twee, onder de middelste hanger er vier en onder de onderste zes. Rechts van de hoekenkaartjes is een rood vlak geschilderd waar de namen hangen. Daarboven zitten nog drie vakken. Boven elk van die vakken zit een kleur: rood – geel – blauw. Daaronder hangen acht spijkertjes. Dit vak is voor de weektaak. Het kan wel eens voorkomen dat juf een kaartje omdraait. Misschien omdat de hoek in de gang ligt of omdat de hoek meer lawaai heeft en daardoor niet handig is om aan het begin van de dag al open te hebben.  

Bob de Beer

 

Een gratis liedje en boekrecensie: http://www.kinderboekenmuziek.nl/recensie.php?recensie=Logeerbeer

Bob de Beer is onze logeerbeer. Elke vrijdag gaat hij bij iemand uit de klas logeren. Bob heeft een eigen rugzak met logeerspulletjes. Elke maandag komt het kaartje met Bob erop bij iemand te hangen. Dit kind mag de hele week naast Bob zitten en voor Bob zorgen. Op vrijdag mag de rugzak ingepakt worden en mag Bob de Beer mee naar huis. In die tas zit een dagboekje. Hierin schrijven de ouders een verslagje over de logeerpartij. Dit lezen we elke maandag in de kring voor. In de bijlage kun je zien welke brief er in de tas zit voor de ouders.


Bob in pyjama                     Bob in zijn jas                                   Bob in zijn berenshirt


De bak met Bob zijn spullen    Dit zit in de tas.

Klassenregels 

Klassenregels: Aan het begin van elk schooljaar, houden we op onze school een project over omgangsvormen. Aan het einde van het project stellen we met de hele klas regels op n.a.v. de vraag: Hoe zou je willen dat het gaat in de klas? De kinderen komen dan met allerlei suggesties:

• Elkaar niet schoppen, slaan etc.
• Voor elkaar zorgen
• Als je ruzie hebt, het ook weer goed maken met elkaar
• Elkaar helpen als iets is misgegaan

Deze regels verschillen elk jaar weer. Als alle regels netjes op papier staan, mogen de kinderen hun naam er onder zetten waarmee ze beloven dit ook daadwerkelijk te proberen.

     

Letterlijn

letterlijn 2 letterlijn 3

 

Op dinsdagmiddag gaat op onze school alleen groep 2 naar school. Groep 1 is dan vrij. We besteden op deze middag wat meer aandacht aan voorbereidend lezen en rekenen. Voor de middag heb ik een speciaal programma. Een van de onderdelen is: de letter van de week. In een letterdoosje zitten letters die met het project te maken hebben. Elke week halen we hier een letter uit en bedenken allemaal woorden die met deze letter beginnen. Ik schrijf deze woorden op. Als er zo veel mogelijk woorden bij zijn bedacht, hangen we dit papier aan de letterlijn. 

 Muziektrommel en het muziekkastje

 

 

 

 

 

 

 

Kastjes in de klas geven mij veel structuur. Vandaar dit kastje erbij: het muziekkastje. In het kastje komen voor elk thema de volgende onderdelen:
– Liedjes en opzegversjes bij het thema
– Muziekinstrumenten om te gebruiken
– Opdracht met ritmeoefeningen
– Opdracht bewegen met muziek
– Luisteren naar muziek

Bij elk thema zal ik de opdrachten plaatsen die ik in het muziekkastje stop. Door bij elk thema van tevoren de muzikale opdrachten te zoeken, denk ik meer structuur te kunnen geven aan het muziekonderwijs en niet te snel te vervallen in het aanleren van een liedje maar er daadwerkelijk wat mee te doen.

Op het kastje staat een muziekdoosje. Grappig is dat de kast meteen werkt als een klankkast. Als je aan het wieltje draait, hoor je een leuk deuntje. Dat is het teken dat de muziekles gaat beginnen.

Aan het einde van het thema worden de liedjes in de muziektrommel gestopt, zodat we ze altijd weer kunnen gebruiken.

Projectboekje

Ik bewaar alles wat de kinderen op A4 formaat maken zo lang een project duurt. Ik maak bij ieder project een leuke voorkant. In het boekje doe ik stempelboekjes, telopdrachten,, kleurplaten, tekeningen, opdrachten van de weektaak, etc. Meestal doe ik er het ontwerpschema bij en wat liedjes en versjes. Dan gaat het mee naar huis. De ouders hebben zo een leuk overzicht wat hun kinderen de laatste weken allemaal gedaan hebben.  

Rekenkastje en rekenhoek

Om structuur te brengen in het rekenonderwijs ga ik werken met het rekenkastje. Daarvoor heb ik een kastje met 6 laden gezocht en deze in vrolijke kleuren beschilderd. Stickers met cijfers erop geplakt en voor elke lade een figuur aangeschaft dat bij een van de domeinen past.

De bedoeling is dat tijdens elk thema, elke week een la wordt geopend waarna het figuur dat erin zit een opdracht gaat geven.
Hieronder staat vermeld waar elk figuur voor staat.
Zo krijgen de kinderen elke week een opdracht voor de rest van de week. Op de site zal ik bij elk project beschrijven welke opdrachten in de rekenkast komen.


Levi het Lieveheersbeestje voor de tel  Grote en kleine kangoeroe voor de begrippen,
en getalopdrachten                           ordenen en verzamelingen

Elmer voor de kleuren                        Bob de bouwer en Wendy voor wegen en meten

Barbapapa voor de vormen                 Sam de Schildpad voor de tijd

Op de kast zitten verder nog FotoFrits voor de ruimtelijke ordening en Wouter de Verzamelkabouter voor het ordenen en classificeren. Bij elk thema nemen de kinderen voorwerpen mee die er bij passen. Dit zetten ze bij Wouter neer. Na enige tijd kijken we wat er allemaal staat en hoe we er groepjes van kunnen maken. Zo leren de kinderen dat je kan sorteren op kleur, materiaal, onderwerp, aantal, gebruikswijze, etc.

Schatkist

De schatkist gebruik ik aan het begin van een thema. In de schatkist stop ik allemaal dingen die met een thema te maken hebben. Soms gaan we raden welk project het gaat worden maar het kan ook zijn dat de leerkracht allemaal dingen uit de schatkist uitdeelt. De kinderen mogen dan in tweetallen met elkaar gaan overleggen. Ze stellen de volgende vragen: wat is het, wat doe je er mee, waar is het voor nodig, waarom past dit bij het thema. Aan het eind van hun gesprekje onderling, mogen ze het laten zien en er wat over vertellen.

Tafel van ik


De tafel van Juf Janneke                    De tafel van Daan

In de klas staat: de tafel van ik. Het is een tafel met een leuk kleedje erop, een trommeltje en een fotolijstje. Elke week krijgt iemand de beurt om de tafel te vullen. De spullen mogen meegenomen worden in een speciale ik-tas. Op de tafel mogen allemaal dingen komen te staan die met die persoon te maken hebben: foto’s, lekkere dingen, hobby’s, voorwerpen die met de persoon te maken hebben, etc. In de loop van de week wordt de hele tafel gevuld. De week erop mag diegene die de beurt had, vertellen over zichzelf en de dingen die op de tafel staan, laten zien. Het kind mag kiezen of dat in de kleine of de grote kring gebeurt. In de kleine kring mogen ook twee vriendjes gekozen worden. De leerkracht kiest de andere kinderen. Als een kind aan de beurt is, komt er een hoes over de stoel met daarop de letters: ik.
Sommige kinderen vinden het lastig om te beginnen. Help ze dan een beetje op gang door te vragen wat er op het tafeltje staat en waarvoor dat is.
Als er is verteld, wordt het kind natuurlijk beloond met een applausje.

Het zonnekind

Ook voor deze vorm kan worden gekozen: Elke week staat een van de kinderen in het zonnetje: Dit kind mag een mooie verftekening maken, daaromheen komen uitspraken van andere kinderen over dat kind, het kind mag de hele week op een kussen zitten met een zonnetje erop en aan het einde van de week mag het kind vertellen over zichzelf

Weer naar huis gaan

Elke dag komt weer het moment van het naar huis gaan. Als je één of twee groepen hebt, vinden kinderen snel hun weg naar hun ouders of andere personen die hen ophalen maar als er meer groepen komen, wordt het al snel onoverzichtelijk voor kinderen, ouders en de leerkracht. Een van de juffen op onze school kwam met een geweldige oplossing. Het werkt al jaren heel goed op de volgende manier:

Als de school is afgelopen loopt juf voorop en de kinderen twee aan twee achter haar aan. Op het plein gaan ze op een daarvoor bestemde plek staan. Elke groep staat op een andere plek. Dit is ook met de ouders gecommuniceerd dus ook zij weten waar ze moeten gaan staan. Als de hele rij staat, gaat de leerkracht een voor een de kinderen af, zien ze beiden degene die het kind ophaalt, dan gaat het kind er naar toe. Is er nog niemand, dan wacht juf met de overgebleven kinderen.

DSC_5623

Op deze manier is het voor alle partijen zeer overzichtelijk en houd je als leerkracht de kinderen goed in de gaten en lopen ze niet zo maar weg of raken in paniek omdat er niemand is. Ook ouders vinden het prettig. Echt een aanrader!

Wenskist
  

Wat is een wenskist? Ik vind het belangrijk dat als er iets bijzonders is, b.v. een verjaardag van ouders/opa’s/oma’s, iets verdrietigs, een geboorte, een zwemdiploma, etc. de kinderen de kans krijgen om iemand iets toe te wensen. Dit moeten ze natuurlijk wel leren.

Doel: functioneel lezen en schrijven

Wat zit er in de wenskist:

  • Kaarten, papieren en enveloppen

  • Plakstiften

  • Glitters

  • Gelpennen

  • Zilver/goudpennen

  • Intekenvormpjes

  • Leuke papiertjes

  • Lintjes

  • Kleine kerstboompjes, luierspeldjes, zonnetjes etc

  • Vlaggetjes

  • Zilver/goudpapier

  • Kaartjes met voorbeelden

Deze wenskist staat op een kast. De afspraak is dat er eerst samen met de leerkracht een formulier ingevuld wordt. Op dat formulier kunnen de kinderen aangeven waarvoor het is en wat ze nodig hebben. Daarna krijgen ze een bakje waarin de benodigde materialen verzameld worden en mogen de kinderen aan de slag.
Je kunt hier een wenskist – formulier downloaden. En hier nog een andere compleet met teksten: wenskistformulier.
Als kinderen een brief willen schrijven aan iemand, is hier een stappenplan. (Met dank aan Jeanne)

De wenskist is gemaakt van een ladenkastje van Ikea. Je kunt er natuurlijk nog allemaal leuke dingen opplakken maar ik wil de laatjes kunnen uitwisselen met de themakast.

Login to your account

Can't remember your Password ?

Register for this site!